Bij de eerste lessen, van A0 naar A2, leer je al regelmatig over verkleinwoorden. De tafel, het tafeltje. Het huis, het huisje. Het kind, het kindje. Tijdens de lessen van B1 naar B2 leer je weer over verkleinwoorden, maar dan gaat het over bijzondere verkleinwoorden. Deze week geef ik hier weer een les over en we komen tot een paar interessante en grappige inzichten.
Mijn cursiste is ongeveer een jaar geleden begonnen met Nederlands leren. Daarvoor sprak ze nog helemaal geen Nederlands. Inmiddels gaat het al erg goed. We oefenen nu vooral de uitspraak en ze werkt aan het vergroten van haar woordenschat. We kijken naar een lijst met verkleinwoorden in het boek. Ik vraag aan de cursiste wanneer je deze woorden kunt gebruiken. ‘Ik weet wanneer je dit zegt. Als je met kinderen praat.’
Laten we eens beter naar een aantal van deze woorden kijken: eventjes, zachtjes, muisjes, toetje, poffertjes, sprookje, biertje, etentje, een praatje maken, een hapje eten, een borreltje drinken. Zijn dit woorden die je gebruikt als je met kinderen praat? ‘Ja, soms, maar niet allemaal. Soms zeg ik ‘zachtjes!’ tegen mijn kinderen, maar niet al deze woorden zijn geschikt als je met kinderen praat.
We behandelen de woorden één voor één en al snel denkt mijn cursist aan een eerdere les. Een paar weken geleden leerden we over een beleefde vraag met zou(den), waarbij je ook woorden zoals ‘misschien’ en ‘even’ kunt toevoegen. Je krijgt dan een vraag als: 'Zou je even je spullen willen opruimen?' Misschien kun je dan zeggen: 'Zou je eventjes je spullen willen opruimen?’ Dan is het niet zo erg, want het is kort.’ Heel goed bedacht!
‘Muisjes zijn de baby’s van muizen, dat weet ik ook!’. ‘Weet je nog iets anders?’ Mijn cursiste denkt diep na. ‘Nee.’ ‘Wat eet je in Nederland als er een baby is geboren? Beschuit met ….’ ‘O ja! Natuurlijk! Muisjes!’.
Als het over eten gaat, zijn er woorden die altijd als verkleinwoord worden gebruikt. Niet alleen muisjes, maar ook een toetje en poffertjes. Ook andere woorden zoals een sprookje (een fantasieverhaal dat eeuwenlang wordt verteld, maar niet echt is gebeurd) heeft geen normale vorm, alleen een verkleinwoord.
We denken na over eten en drinken. ‘Biertje, hapje, borreltje’. Deze woorden hebben wél een gewone vorm. Waarom gebruiken mensen dan deze vorm? En waarom maken ze een ‘praatje’? Dat heeft te maken met het woord gezellig. Je bent samen met andere mensen, de sfeer is goed. Het is gezellig. Je maakt een praatje, je eet een hapje, je drinkt een drankje. Een biertje, een wijntje, een borreltje. Je hebt al veel gedronken en iemand vraagt: Wil je nog een wijntje? Dan klinkt het niet zo erg, dus ja! Nog eentje!’
Verkleinwoorden worden dus veel gebruikt, niet alleen als je met kinderen praat. Ken jij er ook een paar?
In het Nederlands hebben ze veel verschillende functies. Wil je er meer over leren? Schrijf je in voor onze lessen. We helpen je op ieder niveau!